[RPC] [Help] [Dutch] [HL-X] [V1.02:1994.08.08] [For production Version] [Copyright 1994 Brother Industries,Ltd.] <1> GEEN HULP \[Geen hulp\] Bij dit onderwerp is geen help tekst beschikbaar <2> BEDIENING \[Bediening\] Hierin wordt beschreven hoe u de diverse onderdelen in het programma kunt kiezen. \[1. Een keuze maken uit de menubalk\] Om een van de onderwerpen (Directe bediening, Printer instelling, Console instelling en Handboek) uit de menubalk te kiezen gebruik u een van onderstaande methodes: úDruk op de \ toets en daarna op de oplichtende letter van het gewenste onderwerp (om bijvoorbeeld Directe bediening te kiezen drukt u op \ en D). úKlik het onderwerp aan met de muis. \[2. Een keuze maken uit een submenu \] Een onderwerp uit een submenu kiest u volgens een van onderstaande manieren: úGebruik de pijl omhoog en pijl omlaag toetsen om een keuze te maken en druk op \. úTyp de oplichtende letter van het onderwerp. úKlik op het onderwerp met de muis. \[3. Het kiezen en wijzigen van een instelling\] Om een instelling te wijzigen handelt u als volgt: úGebruik de pijl omhoog en pijl omlaag toetsen om een instelling te kiezen en druk op \. úKlik de instelling aan met de muis. úIs er een keuze uit een aantal instellingen dan verschijnt er een keuzemenu op het scherm. Kies de gewenste instelling met de pijltjestoetsen en druk op \, of klik de gewenste instelling aan met de muis. úZijn er slechts twee mogelijkheden (bijvoorbeeld AAN/UIT) dan zal de instelling wijzigen met een druk op de \ toets of met een muisklik. úMoet er een waarde worden ingevoerd, gebruik hiervoor dan het toetsenbord en sluit af met \. \[Stoppen\] Om te stoppen kunt u: úDe \ toets indrukken. úKlik met de rechter muistoets. \[Hulp bij een onderwerp\] Wilt u hulp bij een bepaald onderwerp, zet dan de cursor op het betreffende onderwerp en druk op \. <3> AANWIJZINGEN \[Aanwijzingen\] 1.Het programma stelt de volgende eisen aan de computer: DOS Versie 3.3 of later Monitor EGA/VGA of compatibel Optie Muis; de muis driver van Microsoft(R) of een compatibele driver most ge‹nstalleerd zijn. (het programma kan ook alleen via het toetsenbord gebruikt worden). 2.Dit programma werkt alleen als de printer rechtstreeks aan de computer is aangesloten. Gebruikt u een printerschakelaar of buffer die de bidirectionele communicatie niet ondersteunt, dan kan het programma geen printer status informatie geven of printer instellingen afbeelden. Het programma kan nog wel gebruikt worden om printer instellingen te wijzigen. 3.Het programma werkt niet met printers in een netwerk. 4.Het programma werkt soms niet goed samen met andere programma's. Verlaat in dat geval het andere programma voordat u dit programma start. 5.Dit programma kan gebruikt worden in het DOS venster van Windows. Het verdient echter de voorkeur om Windows af te sluiten voordat u dit programma gebruikt. 6.Het kan voorkomen dat de status monitor van dit programma niet samenwerkt met andere in het geheugen residente programma's. In voorkomend geval moet u alleen het residente programma dat u wilt gebruiken activeren. U kunt de status monitor op een van de volgende manieren uitschakelen: úTyp STM/r en druk op \ om de status monitor uit het geheugen te verwijderen. úHoudt tijdens het starten van de computer bij het uitvoeren van AUTOEXEC.BAT de spatiebalk ingedrukt zodat de status monitor niet in het geheugen wordt geladen. <4> WERKING \[Werking\] 1.Bij het starten van het programma verschijnt het Huidige status scherm met daarin een samenvatting van een aantal belangrijke printer gegevens zoals printer geheugen, papier invoer methode enz. Is er geen bidirectionele communicatie met de printer mogelijk, dan kan de printer informatie niet worden weergegeven en zullen de instellingen die getoond worden de standaard instellingen zijn en niet de huidige printer instellingen. 2.Indien gewenst kunt u op dit scherm de printer instellingen wijzigen. Kies de te wijzigen instelling met de pijltjes toetsen en druk op \ zodat u de instelling kunt wijzigen. Druk na het wijzigen nogmaals op de \ toets. Wilt u andere instellingen wijzigen, ga dan naar het > scherm. Kies uit de menubalk of druk op \+P. 3.De volgende funkties kunnen ook uit de menubalk worden gekozen: > Hiermee kunt u rechtstreeks opdrachten aan de printer geven zoals het uitvoeren van een printer reset of een zelftest. (Druk op \+D) >Hiermee kunnen de instellingen van het programma zelf zoals kleur en taal gewijzigd worden. (Druk op \+C) 4.Met een druk op \ krijgt u informatie over het gekozen onderwerp. <5> Informatie Brother Remote Printer Console Versie %RPCVER% Printer instellingen en Status Monitor voor Brother HL-660 serie laserprinters. Copyright 1994 Brother Industries, Ltd. <6> BOISE niet ondersteund Wanneer de Centronics interface kabel niet alle benodigde draden heeft, dan is bidirectionele communicatie tussen de PC en de printer niet mogelijk. Alleen uni- directionele communicatie tussen de PC en de printer kan plaatsvinden. <10> Papier Op \[Oorzaak\] Het papier in de sheetfeeder is op en de printer kan dus niet printen. \[Aktie\] Plaats papier van het juiste formaat in de sheetfeeder en druk op de FF/CONT toets op de printer. <11> Plaats papier in handinvoer \[Oorzaak\] De printer vraagt u om papier in de handinvoer te plaatsen. \[Aktie\] Plaats papier in de handinvoer en druk op de FF/CONT toets op de printer om door te gaan. <12> Geheugen vol for XL \[Oorzaak\] Het geheugen van de printer is volledig in gebruik en kan geen gegevens meer opnemen. De oorzaak hiervan kan liggen in een grote hoeveelheid download lettertypen, macro's of komplexe grafische afbeeldingen. \[Aktie\] Druk op de FF/CONT toets om het verwerkte gedeelte van de pagina af te drukken. zorg er dan voor dat de grafische afbeelding die u probeert af te drukken minder komplex is, of vergroot het printer geheugen door het bijplaatsen van de optionele geheugen uitbreidingskaart. <13> Printer fout for XL \[Oorzaak\] De printer kon niet alle gegevens verwerken omdat er te veel gegevens waren voor de pagina, bijvoorbeeld een komplexe grafische afbeelding. \[Aktie\] Druk op de FF/CONT toets om het verwerkte gedeelte van de pagina af te drukken. Zorg er daarna voor dat de grafische afbeelding die u probeert af te drukken minder komplex is. <14> Interface Fout \[Oorzaak\] Er is een probleem met de interface. \[Aktie\] Gebruikt u de parallel interface, kontroleer dan of de kabel is goed aangesloten en of deze niet beschadigd is. Gebruikt u de serieel interface, kontroleer dan de instellingen zoals baudrate, pariteit, stopbits en protocol. <15> Input buffer vol \[Oorzaak\] Hoewel de input buffer vol is blijft de printer gegevens ontvangen. \[Aktie\] Druk op de FF/CONT toets om door te gaan met printen. Gebruikt u de Centronics interface en/of blijft de fout optreden, dan moet de printer worden nagekeken. Gebruikt u de serieel interface, kontroleer dan de handshake protocol instelling. <16> Service fout \[Oorzaak\] Er is een fout opgetreden in het mechanische of elektrische gedeelte van de printer zelf. Waarschijnlijk kunt u deze fout niet zelf oplossen. \[Aktie\] U kunt proberen de fout op te lossen door de stekker van de printer uit het stopkontakt te halen en de printer af te laten koelen. Blijft de fout daarna optreden dan moet de printer worden nagekeken. <17> Klep open of geen sheetfeeder \[Oorzaak\] De klep van de printer staat open en/of de sheetfeeder is niet geplaatst. \[Aktie\] Zorg ervoor dat de klep gesloten en de sheetfeeder geplaatst is. <18> Papier vast \[Oorzaak\] Het papier is vastgelopen in de printer. \[Aktie\] Zoek uit waar het papier is vastgelopen en verwijder dit voorzichtig. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor volledige instrukties. <19> Geen drum of toner unit \[Oorzaak\] Er zit geen drum of toner unit in de printer. \[Aktie\] Verwijder de sheetfeeder, open het deksel en plaats de drum unit en/of toner unit op de juiste wijze. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor de juiste procedure. <20> Toner op \[Oorzaak\] Er zit geen toner meer in de toner unit. Hierdoor kan er niet meer geprint worden omdat er anders schade zou kunnen ontstaan aan de drum. \[Aktie\] Open de printer, verwijder de lege toner unit en plaats een nieuwe. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor de juiste procedure. <22> Geheugen vol (for X) \[[Oorzaak]\] Het printer geheugen is vol en kan geen gegevens meer verwerken. De oorzaak hiervan kan zijn een groot aantal download fonts of een complexe grafische afbeelding. \[[Aktie]\] Druk op FF/CONT om de resterende gegevens af te drukken. Vereenvoudig de printopdracht of vergroot het printergeheugen door het plaatsen van SIMM modulen. U kunt ook proberen om PAGINA BESCHERM uit te zetten. <23> Printer fout (for X) \[[Oorzaak]\] De printer kon niet alle gegevens verwerken, bijvoorbeeld doordat een grafische afbeelding te complex was. \[[Aktie]\] Druk op FF/CONT om de resterende gegevens af te drukken. Vereenvoudig de printopdracht en probeer opnieuw af te drukken. Zet nu PAGINA BESCHERM op AUTO en probeer opnieuw af te drukken. Lost dit het probleem niet op, vergroot dan het printer geheugen en zet PAGINA BESCHERM op A4, LETTER of LEGAL. <100> DIREKTE BEDIENING \[Direkte bediening\] De functies onder directe bediening geven toegang tot een aantal handige hulpmiddelen waarbij de printer direkt wordt aangesproken. De beschikbare funkties zijn: > > > > <200> PRINTER INSTELLING \[Printer instelling\] Met behulp hiervan kunnen de diverse printer instellingen worden gewijzigd. Deze printer instellingen zijn bereikbaar door een van onderstaande categorie‰n te kiezen: > > > > > > <300> CONSOLE INSTELLING \[Console instelling\] Met Console instelling kunt de instellingen van het programma zelf aanpassen. De volgende keuze mogelijkheden zijn beschikbaar: > > <400> PAPIERTOEVOER \[Papiertoevoer\] Hiermee stelt u in waar de printer het papier vandaan moet halen. U kunt hier kiezen voor HANDINVOER of SHEETFEEDER. Kiest u voor handinvoer, plaats dan een vel papier in de handinvoer van de printer. Kiest u sheetfeeder, zorg er dan voor dat het gewenste papier in de sheetfeeder zit. <101> BESTAND AFDRUKKEN \[Bestand afdrukken\] Hiermee kunt u een bestand naar de printer sturen. U kunt bijvoorbeeld een aantal van te voren ontworpen formulieren als printer bestand op schijf zetten, en ze dan met behulp van deze funktie afdrukken. <102> TEST AFDRUK \[Test afdruk\] Hiermee kunt u direct een aantal test afdrukken maken. U kunt kiezen uit de volgende in de printer aanwezige afdrukken: > > > > <103> Printer demo \[Printer demo\] Hiermee drukt u een demonstratie pagina af, welke is opgeslagen in het geheugen van de printer. <104> Test pagina \[Test pagina\] Hiermee drukt u een test pagina af, welke is opgeslagen in het geheugen van de printer. <105> Residente fonts \[Print Residente fonts\] Hiermee kunt u een voorbeeld van de standaard in de printer aanwezige fonts (lettertypen) afdrukken. <106> Download fonts \[Print Download Fonts\] Hiermee kunt u een voorbeeld van de naar de printer gestuurde fonts (lettertypen) afdrukken. <107> Configuratie \[Configuratie\] Hiermee kunt u een lijst met de huidige printer instellingen afdrukken. <108> RESET PRINTER \[Reset Printer\] Hiermee kunt u de printer resetten naar de huidige gebruikers instellingen, bijvoorbeeld als er een fout is opgetreden. <109> SLAAPSTAND \[Slaapstand\] Hiermee kunt u de printer direct in de slaapstand zetten, zodat u niet hoeft te wachten totdat het bij timeout ingevulde aantal minuten verstreken is. In de spaarstand gebruikt de printer heel weinig stroom. <201> AFDRUK INSTELLING \[Afdruk instelling\] Om uw printer goed te laten samenwerken met verschillende toepassingen moeten er soms een aantal instellingen gewijzigd worden. Bij Afdruk instellingen kunt u de volgende instellingen vinden: > > > > > > > <202> PAGINA INSTELLING \[Pagina instelling\] Om uw printer goed te laten samenwerken met verschillende toepassingen moeten er soms een aantal instellingen gewijzigd worden. Bij Pagina instellingen kan de layout van de pagina worden ingesteld. Gebruik u de printer met een toepassing die automatisch de juiste layout instelt dan zullen de instellingen uit die toepassing voorrang krijgen, behalve de X Offset en de Y Offset. Bij Pagina instellingen kunt u de volgende instellingen vinden: > > > > > > > > > <203> FONT INSTELLING \[Font instelling\] Om uw printer goed te laten samenwerken met verschillende toepassingen moeten er soms een aantal instellingen gewijzigd worden. Gebruik u de printer met een toepassing die automatisch de juiste font (lettertype) instellingen maakt dan zullen de instellingen uit die toepassing voorrang krijgen. Bij Font instellingen kunt u de volgende instellingen vinden: > > > <204> PRINTER CONFIGURATIE \[Printer configuratie\] Om uw printer goed te laten samenwerken met verschillende toepassingen moeten er soms een aantal instellingen gewijzigd worden. Bij Printer configuratie kunt u de volgende instellingen vinden: > > > > > <205> DIVERSEN CONFIGURATIE \[Diversen configuratie\] Om uw printer goed te laten samenwerken met verschillende toepassingen moeten er soms een aantal instellingen gewijzigd worden. Bij Diversen configuratie kunt u de volgende instellingen vinden: > > > > > > <206> BESTAND \[Bestand\] Hiermee kunt u de printer instellingen naar de printer sturen, in een bestand bewaren of vanuit een bestand inlezen. U kunt kiezen uit het volgende: > > > > > <210> Kopie‰n \[Kopie‰n\] Hiermee geeft u aan hoeveel kopie‰n er van elke pagina moeten worden afgedrukt. U kunt dit instellen van 1 tot 200. <211> Resolutie \[Resolutie\] Resolutie geeft het aantal punten per inch. Hoe hoger de waarde, hoe hoger de afdrukkwaliteit. Het kan echter voorkomen dat bij grote grafische afbeeldingen het printergeheugen niet toereikend is om een volledige pagina af te drukken. In die gevallen kan de resolutie tijdelijk op een lagere waarde worden ingesteld. <212> Kwaliteit \[Kwaliteit\] Economisch afdrukken gebruikt ongeveer de helft van de hoeveelheid toner die bij Normaal afdrukken wordt gebruikt, omdat de printdichtheid minder is. <213> Pagina bescherm \[Pagina bescherm\] De meeste printopdrachten kunnen verwerkt worden met de PAGINA BESCHERM instelling op UIT. Het kan echter voorkomen dat de printer bij complexe printopdrachten een PRINTER FOUT geeft en slechts een gedeelte van het dokument afdrukt. Door het inschakelen van PAGINA BESCHERM kunt u deze foutmelding voorkomen. Zet u de instelling op AUTO, dan is er geen extra geheugen in de printer nodig. Treedt de printer fout melding echter op met de pagina bescherm instelling op auto, dan moet het printer geheugen worden vergroot. Krijgt u met de pagina bescherm instelling ingeschakeld een geheugen vol melding, zet de pagina bescherm dan tijdelijk uit. OPMERKING: Bij 300dpi kunt u de pagina bescherm alleen op LEGAL instellen als de printer meer dan 3Mb geheugen heeft. Bij 600 dpi kan A4, Legal of Letter alleen ingesteld worden als er meer dan 6Mb geheugen in de printer aanwezig is. Is er niet voldoende geheugen aanwezig, dan kan het dokument automatisch in 300dpi worden afgedrukt. <214> Emulatie \[Emulatie\] Uw printer kan een aantal verschillende printers emuleren. De te kiezen emulatie hangt af van de software die u wilt gebruiken. De meest eenvoudige instelling is AUTO, waarbij de printer aan de hand van de binnenkomende gegevens zelf de bijbehorende emulatie kiest. Werkt Auto emulatie bij een bepaalde toepassing niet, dan zult u de emulatie met de hand moeten instellen. Kiest u voor Auto emulatie, dan moet u ook de volgende instellingen maken: > > <215> Auto emulatie Timeout \[Auto emulatie Timeout\] Deze instelling is beschikbaar na het kiezen van Auto emulatie. Het geeft de tijdsduur waarin de printer niet van emulatie zal wisselen na het ontvangen van gegevens. Dit kan worden ingesteld van 1 tot 99 seconden. <216> FX/XL Prioriteit \[FX/XL Prioriteit\] Deze instelling is beschikbaar na het kiezen van Auto emulatie. Omdat de printer geen onderscheid kan maken tussen IBM of Epson matrixprinter emulaties moet u zelf de voorkeur instellen voor de Epson FX of de IBM XL emulatie als u Auto emulatie kiest. <217> Auto formfeed \[Auto formfeed\] Wanneer een pagina niet vol is en er ook geen formfeed commando vanaf de computer wordt gestuurd, zal de printer de pagina niet afdrukken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het gebruik van de Print Screen toets. Zet u Auto formfeed aan, dan zal de printer na het verstrijken van de timeout de pagina automatisch afdrukken. Staat de Auto formfeed uit, dan blijft het DATA lampje branden en moet u een formfeed commando vanaf de computer sturen of op de FF/CONT toets drukken. Zet u Auto formfeed aan, dan kunt u ook de > instellen. <218> Auto formfeed Timeout \[Auto formfeed timeout\] Deze instelling is beschikbaar nadat Auto formfeed op aan is gezet. Het stelt de tijdsduur in voordat de printer een automatische formfeed zal genereren De timeout kan worden ingesteld van 1 tot 99 seconden. Wanneer de timeout op bijvoorbeeld 5 seconden wordt ingesteld zal de printer een formfeed genereren als er nadat er 5 seconden geen gegevens zijn ontvangen nog gegevens in de printer aanwezig zijn. <219> FF onderdruk \[FF onderdruk\] Soms kan het gebeuren dat er lege bladzijden door de printer gevoerd worden omdat de software een formfeed stuurt zonder dat er gegevens in de printer aanwezig zijn. Door FF onderdruk op AAN te zetten voorkomt u dat er lege bladzijden in de uitvoer terecht komen. <220> Papier afmeting \[Papier afmeting\] Omdat de sheetfeeder een universeel type is, kunnen daarin verschillende afmetingen papier worden geplaatst (Zie de gebruikershandleiding voor volledige informatie). Met deze funktie moet u aangeven welk papier er in de sheetfeeder gebruikt wordt. <221> Ori‰ntatie \[Ori‰ntatie\] Hiermee stelt u in hoe het papier bedrukt moet worden; als een portret schilderij over de korte zijde van het papier, of als een landschap schilderij over de lange zijde van het papier. <222> Linker kantlijn \[Linker kantlijn\] Dit geeft aan hoever vanaf de linkerzijde van het papier het printen kan starten. De instelling wordt opgegeven in 1/10 inch stappen, waarbij de ingestelde waarde van 0 tot 126 kan lopen. Houdt er wel rekening mee dat de printer minimaal 10 kolommen moet kunnen afdrukken, en dat de instelling dus niet hoger mag worden dan de instelling voor de rechter kantlijn min 10. <223> Rechter kantlijn \[Rechter kantlijn\] Dit geeft aan tot welke positie vanaf de linker zijde van het papier het printen mag doorgaan. Omdat de printer minimaal 10 kolommen moet kunnen afdrukken moet de instelling voor de rechter kantlijn minimaal 10 groter zijn dan de instelling voor de linker kantlijn. Het bereik van de instelling loopt van 10 tot 136, en de eenheid is 1/10 inch. <224> Bovenmarge \[Bovenmarge\] De bovenmarge geeft de afstand vanaf de bovenzijde van het papier tot de eerste positie waar geprint kan worden. <225> Ondermarge \[Ondermarge\] De ondermarge geeft de afstand vanaf de laatste positie waar geprint kan worden tot de onderzijde van het papier. <226> Regels per pagina \[Regels per pagina\] Het aantal regels per pagina kan worden opgegeven van 5 tot 128. <227> X Offset \[X Offset\] Hiermee kan de gehele afdruk in horizontale richting verschoven worden. De waarde die kan worden ingevuld loopt van - 500 tot +500 punten, waarbij 1 punt staat voor 1/300 inch. Een negatief getal geeft een verschuiving naar links en een positief getal geeft een verschuiving naar rechts. De standaard instelling is 0. <228> Y Offset \[Y Offset\] Hiermee kan de gehele afdruk in vertikale richting verschoven worden. De waarde die kan worden ingevuld loopt van -500 tot +500 punten, waarbij 1 punt staat voor 1/300 inch. Een negatief getal geeft een verschuiving naar boven en een positief getal geeft een verschuiving naar onderen. De standaard instelling is 0. <229> Font bron \[Font bron\] Deze funktie gebruikt u om de font (lettertype) bron in te stellen. U kunt kiezen uit interne fonts of elke andere beschikbare bron, bijvoorbeeld download fonts als deze naar de printer zijn gestuurd. <230> Font naam, Pitch en Punts \[Font naam, Pitch and Punts\] Kies hier het door de printer te gebruiken font (lettertype). Bij sommige fonts kan de pitch worden ingesteld. De pitch geeft het aantal tekens dat per inch kan worden afgedrukt. Hoe groter het getal, hoe kleiner de letters. Soms kan de puntgrootte (een drukkerij term) worden ingesteld. Hoe groter het getal, hoe groter de afgedrukte letters. Bij 72 punts krijgt u een letter van ongeveer 1 inch hoog. <231> Symbool set \[Symbool set\] Hiermee kiest u een tekenset uit de mogelijkheden. <232> Prepareer font \[Prepareer font\] Deze funktie kan AAN of UIT gezet worden. Kiest u een schaalbaar (traploos vergrootbaar) font, dan wordt hiervan voor het afdrukken een bitmap font van de juiste grootte gemaakt. Omdat dit tijd kost wordt de afdruk iets vertraagd. Zet u deze funktie AAN, dan zal de printer het bitmap font van te voren al maken, zodat de afdruk sneller wordt. Dit kost echter geheugen, dus als u de melding GEHEUGEN VOL krijgt na het inschakelen van deze funktie, dan moet u geheugen in de printer bijplaatsen of de funktie UIT laten staan. <234> Hervat modus \[Hervat modus\] Hierbij kunt u kiezen uit twee instellingen, HAND of AUTO. Sommige foutmeldingen hoeven er niet voor te zorgen dat de printer stopt met afdrukken. Staat de instelling op AUTO, dan zullen die foutmeldingen het afdrukken niet onderbreken. Staat de instelling op HAND, dan moet u bij elke foutmelding op FF/CONT drukken om het printen te hervatten. Houdt er wel rekening mee dat, alhoewel het printen automatisch hervat wordt, het probleem niet is opgelost en de afdruk dus kan afwijken van hetgeen de bedoeling was. <235> Input Buffer \[Input buffer\] De input buffer is het gedeelte van het printer geheugen wat gereserveerd is voor de van de computer ontvangen gegevens. Dit gedeelte kan naar wens groter of kleiner gemaakt worden. Een grotere input buffer zorgt ervoor dat de printer de computer gegevens sneller kan opnemen, maar hoe groter de input buffer is, hoe minder geheugen er overblijft voor de rest van de printertaken. <236> Auto I/F Timeout \[Auto I/F Timeout\] Beschikt uw printer over twee interface aansluitingen, dan kan er op beide een computer worden aangesloten. Zou de printer van beide poorten tegelijk gegevens aanpakken, dan worden de gegevens van de computers gemengd, iets wat de bedoeling niet kan zijn. Daarom wordt bij het ontvangen van gegevens van de ene computer de andere poort geblokkeerd. Pas nadat gedurende een bepaalde tijd geen gegevens meer van de eerste computer ontvangen zijn wordt ook de andere poort weer vrijgegeven. Met de Auto I/F Timeout stelt u deze tijdsduur in van 1 tot 99 seconden. <237> CDCC Hoge snelheid \[CDCC Hoge snelheid \] Sommige computers kunnen gegevens via de parallel interface met een hoge snelheid versturen. Staat deze funktie ingeschakeld op de printer, dan kunnen gegevens snel worden overgebracht. In sommige gevallen kan dit echter problemen geven in de overdracht van de gegevens. Dan moet de instelling UIT worden gezet. <238> Auto Slaap \[Auto Slaap\] Staat deze funktie ingeschakeld, dan zal de printer nadat er gedurende een bepaalde tijd geen gegevens worden ontvangen of er geen toets wordt ingedrukt automatisch overschakelen naar de slaapstand. In deze stand gebruikt de printer slechts een minimale hoeveelheid energie. Worden er daarna gegevens naar de printer gestuurd of wordt er een toets op het bedieningspaneel ingedrukt dan zal hij automatisch ontwaken. Staat de printer enige tijd in de slaapstand, dan zal hij eerst op moeten warmen voordat er weer kan worden afgedrukt. Staat de Auto slaap instelling UIT, dan zal de printer nooit overschakelen naar de slaapstand. Staat de instelling AAN, dan kunt u de > instelling wijzigen. <239> Auto slaap Timeout \[Auto slaap Timeout\] Hiermee geeft u op hoelang er geen gegevens moeten worden ontvangen en er geen toets moet worden ingedrukt voordat de printer naar de slaapstand gaat. De standaard instelling is 15 minuten, maar kan worden ingesteld van 1 tot 99 minuten. <240> Auto LF \[Auto LF\] Staat Auto LF op AAN, dan zal de printer voor iedere ontvangen CR code automatisch een LF commando toevoegen. Met andere woorden, ontvangt de printer de opdracht om naar het begin van de regel terug te keren, dan zal hij tevens automatisch naar de volgende regel gaan. Sommige software pakketten hebben deze instelling nodig, en bij andere software pakketten moet de instelling juist UIT worden gezet. Een simpele regel is dat als alle regels op dezelfde regel worden afgedrukt, of als er juist sprake is van een te grote tussenruimte tussen de regels, dan moet deze instelling gewijzigd worden. <241> Auto CR \[Auto CR\] Staat Auto CR op AAN, dan zal de printer voor iedere ontvangen LF, FF of VT code automatisch een CR commando toevoegen. Met andere woorden, ontvangt de printer bijvoorbeeld de opdracht om naar een volgende regel te gaan, dan zal hij tevens automatisch naar het begin van de regel terugkeren. Staat de instelling UIT, dan wordt bij ontvangst van een LF code verder geprint op de volgende regel, maar niet aan het begin van die regel. <242> Auto Wrap \[Auto Wrap\] Staat Auto Wrap op AAN, dan wordt bij het bereiken van de rechter kantlijn tijdens printen automatisch verder gegaan aan het begin van de volgende regel. Staat de instelling UIT, dan gaat de printer pas naar de volgende regel als daarvoor een stuurcode wordt ontvangen. <243> Auto Skip \[Auto Skip\] Staat Auto Skip op AAN, dan zal de printer bij het bereiken van de onderkant van de bladzijde automatisch een formfeed uitvoeren, en zal het printen verder gaan op de volgende bladzijde. Staat de instelling UIT, dan zal de printer pas naar de volgende bladzijde gaan bij ontvangst van een formfeed commando. Deze instelling staat normaal op AAN. <244> Auto Mask \[Auto Mask\] Staat Auto Mask op AAN, dan zullen de instellingen die u maakt bij boven- en ondermarge genegeerd worden. U moet de papierlengte voor A4 of Letter papier instellen op 11 inch, en voor Legal papier op 14 inch. Gebruikt u de IBM of EPSON emulatie dan staat deze instelling normaal op AAN. <245> Print PS fouten \[Print PS fouten\] Deze instelling heeft alleen invloed in de BR-Script emulatie. Staat de instelling op AAN, dan zal er automatisch een foutrapport worden afgedrukt als er een Postscript fout optreedt. <246> Economisch afdrukken niveau \[Economisch afdrukken niveau\] Deze funktie heeft alleen invloed al de afdrukkwaliteit op Economisch is ingesteld. U kunt kiezen uit twee niveaus, 25% toner besparing of 50% toner besparing. 50% besparing geeft een lichtere afdruk dan 25% besparing. <260> Zend instellingen \[Zend instellingen\] Kiest u deze funktie dan worden alle huidige instellingen naar de printer gestuurd. <261> Lees Instellingen \[Lees Instellingen\] Hiermee kunt u eerder opgeslagen instellingen inlezen. Bij het kiezen van deze funktie verschijnt er een venster met bestandsnamen waaruit u kan kiezen. De instellingen in het gekozen bestand zullen dan effectief worden in het programma. Een bestand met het achtervoegsel .SET is een instellingen bestand wat bewaard is met de funktie >. Een bestand met het achtervoegsel .PCM is een bestand bewaard met >. Beide soorten bestanden kunnen met behulp van deze funktie gelezen wor4en. <262> Bewaar instellingen \[Bewaar instellingen\] Gebruikt u vaak verschillende instellingen voor verschillende toepassingen, dan kunt u de instellingen apart bewaren. Kies eenvoudig deze funktie en geef een naam waaronder deze instellingen bewaard moeten worden. Later kunt u de instellingen weer terughalen met de funktie "Lees instellingen". <263> Printerbestand bewaren \[Printerbestand bewaren\] Hiermee kunt u de huidige instellingen net als bij "Bewaar instellingen" op schijf bewaren, maar bij deze funktie worden de instellingen bewaard als een reeks van printer commando's. Hierdoor is het mogelijk het bestand met behulp van bijvoorbeeld het DOS Copy commando naar de printer te sturen en zo de printer in te stellen. Deze bestanden kunnen ook gelezen worden met "Lees instellingen". <264> Standaard instellingen \[Standaard instellingen\] Hiermee zet u alle instellingen in het programma terug naar de standaard instellingen. <265> Herprint \[Herprint\] Door deze funktie AAN of UIT te zetten zet u de mogelijkheid om dezelfde pagina nogmaals af te drukken door op de FF/CONT toets te drukken aan of uit. Drukt u vaak vertrouwelijke dokumenten af dan wilt u deze funktie waarschijnlijk uitschakelen, zodat niemand simpel een extra afdruk van het dokument kan maken. <301> OMGEVING \[Omgeving\] Hiermee kiest u diverse instellingen die het uiterlijk en de werking van het programma bepalen. De volgende instellingen kunnen worden gewijzigd: > > <302> STATUS MONITOR CONFIGURATIE \[Status Monitor Configuratie\] Als de Status Monitor resident in het geheugen aanwezig is, dan wordt het hoofdprogramma automatisch gestart als er een wijziging in de printer status optreedt, of als u een bepaalde toets combinatie gebruikt. Deze toets combinatie staat standaard ingesteld op \+\+R. U kunt de toets combinatie en de andere start condities instellen met deze funktie. De te wijzigen instellingen zijn: > > <310> Taal \[Taal\] Hiermee stelt u de taal in waarin het programma de boodschappen, menu's enz. op het scherm zet. De instelling wordt pas effectief bij de volgende keer dat het programma wordt opgeroepen. <311> Printer Poort \[Printer Poort\] Hiermee stelt u in via welke poort de printer met de computer is verbonden. De instelling wordt pas effectief bij de volgende keer dat het programma wordt opgeroepen. <312> Alarmtoon \[Alarmtoon\] Zet u deze instelling AAN, dan zal de computer een geluidssignaal geven als er een printer fout optreedt. Onder printer fout wordt onder andere verstaan dat het papier op is, of dat er een storing is opgetreden. De computer zal informatie weergeven over de aard van de fout. Staat de Alarmtoon instelling UIT, dan verschijnt deze informatie ook maar zal er geen geluidssignaal worden gegeven. <313> Kleur \[Kleur\] Hiermee kunt u instellen of het scherm in kleur dan wel in zwart/wit moet worden weergegeven. <315> Oproep toets \[Oproep toets\] Als de Status Monitor resident in het geheugen aanwezig is, dan kunt u deze oproepen met een bepaalde toets combinatie. Deze staat standaard ingesteld op \+\+R. Met deze funktie kunt u de oproep toets wijzigen in een andere combinatie, bijvoorbeeld om conflicten met een ander programma te voorkomen. U drukt eenvoudig een combinatie van maximaal drie toetsen in en drukt daarna op Return of Enter om de wijziging vast te leggen. De volgende toets combinaties kunnen worden gebruikt: Letter en funktietoetsen F3-F12 in combinatie met \ of in combinatie met \ en \. <316> Ontwaak status \[Ontwaak status\] Hiermee kunt u instellen bij welke printer status condities het programma wordt opgeroepen. Zet u een bepaalde status AAN, dan zal er bij optreden van deze status een melding op het beeldscherm verschijnen als de status monitor in het geheugen aanwezig is. De volgende printer status condities kunnen worden gekozen: > > > > > <317> Gereed \[Gereed\] Zet u deze optie AAN, dan wordt telkens gemeld dat de printer gereed staat. Omdat dit regelmatig voorkomt, zet u deze optie waarschijnlijk op UIT. <318> Slaap \[Slaap\] Zet u deze optie AAN, dan geeft de status monitor een melding als de printer is over gegaan in de slaapstand. <319> Toner bijna op \[Toner bijna op\] Staat deze optie AAN, dan geeft de status monitor een melding als de toner bijna op is. <320> Andere meldingen \[Andere meldingen\] Zet u deze optie AAN, dan worden allerlei printer status meldingen zoals opwarmen, initialiseren, afdrukken demo pagina enz. gemeld door de status monitor. <321> Plaats papier \[Plaats papier\] Staat deze optie AAN dan geeft de status monitor op het beeldscherm van de computer een melding als de printer wacht op het handmatig invoeren van een vel papier. <322> Papier fout \[Papier fout\] Staat deze optie AAN dan geeft de status monitor op het beeldscherm van de computer een melding als er een probleem met de papierdoorvoer is. <323> Toner op \[Toner op\] Staat deze optie AAN dan geeft de status monitor op het beeldscherm van de computer een melding als de toner op is. <324> Printer fout \[Printer fout\] Staat deze optie AAN dan geeft de status monitor op het beeldscherm van de computer een melding als er een printer fout ontstaat zoals geheugen vol, input buffer vol o.i.d. <325> Afwijkende status \[Afwijkende status\] Zet u deze optie aan dan worden afwijkende printer status berichten zoals kap open, geen toner unit enz. weergegeven op het beeldscherm van de computer. <326> End